Deze planologische studie geeft inzicht in verval en vernieuwingsmogelijkheden in Bloemkoolwijken. De aanleiding van deze studie is voortgekomen uit het besef dat tijdens de levenscyclus van woonwijken zich fysieke, sociale en economische ontwikkelingen voordoen, waarvan vermoed wordt dat deze leiden tot achteruitgang en verval van de wijk. Op deze ontwikkelingen moet gereageerd worden door problemen te signaleren en adequate vernieuwingsmogelijkheden SMART te formuleren. Om deze ontwikkelingen voor te blijven, is een structuur van periodieke monitoring gewenst in Bloemkoolwijken.
Wanneer dit niet tijdig op een adequate wijze wordt gedaan, krijgen gemeenten met Bloemkoolwijken, zoals Zoetermeer, te maken met vergaande vervalprocessen, die lastig te keren zijn. Bloemkoolwijken zijn in de periode 1970-1985 gebouwd met een stedenbouwkundig ideaal. Evidente voorbeelden van vervalprocessen die in deze studie besproken worden, zijn: woningen met een slecht energielabel, een slechte kwaliteit van de openbare ruimte die uitnodigt tot vandalisme en vervuiling en afnemende betrokkenheid van bewoners met hun buurt.
In Bloemkoolwijken moet heel anders worden ingegrepen dan bij oude herstructureringswijken waar sloop en nieuwbouw werd toegepast om wijkproblemen op te lossen.
Na achtereenvolgens stadsvernieuwing, stedelijke vernieuwing, grote stedenbeleid en de wijkaanpak, is het noodzakelijk dat nu beleid wordt geformuleerd om Bloemkoolwijken te ondersteunen. Bloemkoolwijken vervullen namelijk een belangrijke maatschappelijke functie in de volkshuisvesting en (ver)dienen daarom op orde te zijn.